Eindelijk is het zover. Je hebt een nieuwe camera gekocht en hoe leuk is om snel op pad te gaan en mooie foto’s te maken. Hoogstwaarschijnlijk heb je een digitale (spiegelreflex) camera en is het, denk je, een ‘koud kunstje’ om de prachtigste beelden te schieten. Want ja, digitaal betekent onbeperkt klikken, direct terugkijken en verwijder je wat niet goed is. Daardoor maak je stiekem veel meer foto’s. Alleen is het slim en handig om onbeperkt foto’s te produceren? Wil je niet één mooie foto, dat gebaseerd is op het basisprincipe (ook wel de belichtingsdriehoek  genoemd), de ‘rode draad’, van de fotografie? Natuurlijk wil je dat!

Wat houdt de belichtingsdriehoek in?

Als je een foto maakt leg je het licht niet vast op het onderwerp, maar op de sensor van de camera. Om goed licht op de sensor te krijgen, gebruik de drie belangrijkste hoofdinstellingen van de fotografie: diafragma, sluitertijd en ISO. Tezamen wordt dit ook wel de belichtingsdriehoek genoemd en vormen de drie componenten de basisprincipe van de fotografie. En als de drie punten van de driehoek gelijk op elkaar zijn afgestemd, heb je een goed belicht plaatje.

Diafragma

Het diafragma is de lichtopening van je lens. Hiermee regel je het licht op de sensor en de scherptediepte in je beeld. De opening kan groter of kleiner worden gemaakt. Hoe groter de opening van je lens (klein diafragma-getal, bijvoorbeeld f/2.8) hoe meer licht er doorgelaten wordt en hoe minder scherptediepte je krijgt. Ook bekend als de ‘wazige’ achtergrond. Als je de lens dichtknijpt (groot diafragma-getal, bijvoorbeeld f16) komt er minder licht door de lens en heb je veel scherptediepte in de foto. Deze getallen hangen natuurlijk af van de soort lens. Sommige lenzen gaan zelfs van f/1 tot f/22.

Sluitertijd

Met de sluitertijd bepaal je hoe snel of langzaam het licht de sensor bereikt en daarmee ook het wel of niet ‘bevriezen’ van het onderwerp in het beeld. Bij een langere (langzame) sluitertijd (een laag sluitertijd-getal, bijvoorbeeld 1/60s) laat je beweging in de foto zien. Daarentegen wordt bij een kortere (snelle) sluitertijd (een hoog sluitertijd-getal, bijvoorbeeld 1/500s) het onderwerp ‘bevroren’. De sluitertijd is dus een belangrijk onderdeel bij hondenfotografie. Er is namelijk niks beweeglijker dan een hond en daardoor ligt een onscherpe foto op de loer. Ook voor de sluitertijd geldt dat er een variatie is in getallen, die liggen tussen de 2s en 1/16.000s.

ISO

En de laatste belangrijke factor van de belichtingsdriehoek is de ISO, die stelt de lichtgevoeligheid van de sensor vast. Dus hoeveel licht de sensor nodig heeft voor een correcte belichting. Als je bijvoorbeeld tijdens een zwaarbewolkte dag met weinig licht gaat fotograferen, dan moet je zorgen dat de sensor meer licht binnenkrijgt. Dus verhoog je het ISO-getal (naar bijvoorbeeld 400). Maar let op bij het gebruik van een heel hoog ISO-waarde (meer dan 12.000), dan krijg je meer ruis in het beeld. Gelukkig zijn de camera’s van tegenwoordig dusdanig uitgerust, dat je met een hoge ISO en in een donkere ruimte al veel minder ruis in een beeld hebt dan met de (ver)oudere camera’s. De waarden van de ISO-getallen variëren van 64 tot wel 32.000

En hoe werkt de belichtingsdriehoek in de hondenfotografie?

Voor een perfecte hondenfoto zoek je naar de juiste balans tussen de drie ingrediënten van de belichting: diafragma, sluitertijd en ISO. Om te voorkomen dat je op een zwaarbewolkte dag tijdens bijvoorbeeld een portretfoto een onscherpe hond en een te donkere foto krijgt, moet je dus zorgen dat het diafragma openstaat (f/1.4), de sluitertijd (minimaal 1/340s) snel is en de ISO een hogere waarde (minimaal 400) heeft. Deze getallen zijn natuurlijk geen vast gegeven, want het hangt helemaal af van de lichtomstandigheden. Schroef je het sluitertijd-getal omlaag (bijvoorbeeld naar 1/60), dan krijg je bij portretfotografie altijd bewegingsonscherpte in het beeld. 

Wat betekent de rode draad in de fotografie?

Nu je alles weet over de belichtingsdriehoek zie je dus dat de drie belangrijkste onderdelen (diafragma, sluitertijd en ISO) de rode draad binnen de fotografie vormen. Een aanpassing van één van deze factoren betekent compensatie bij één of twee van de andere factoren. Alle drie zijn van invloed op ruis, scherptediepte en bewegingsonscherpte in een foto. 

Dit artikel is in het magazine DOGHAIR gepubliceerd. Het vakblad voor de professionele trimsalons. Editie 2022, nummer 2.


0 reacties

Geef een reactie

Avatar plaatshouder

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *